Het kabinet Rutte III is na 225 dagen onderhandelen en formeren eindelijk klaar voor de start. 

Wat zijn de plannen voor de arbeidsmarkt?

1. Minimumtarief zzp’ers

Zelfstandigen zonder personeel moeten straks tenminste 125% van het wettelijk minimumloon verdienen, of 125% van de laagste loonschalen in de betreffende cao. Dat zou neerkomen op een bedrag in de bandbreedte tussen de 15 en 18 euro. Daarmee zou het minimaal mogelijk moeten zijn een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten of een pensioenspaarpot aan te leggen. Wie minder verdient en dat bovendien langer dan 3 maanden doet, wordt door de Belastingdienst gezien als een werknemer. En dat houdt in dat zijn opdrachtgever zijn werkgever wordt en onder meer vakantiegeld en de premies voor werknemersverzekeringen moet betalen.

2. Opt-out voor meer verdienenden

Voor zelfstandig ondernemers met een tarief van meer dan 75 euro per uur (en niet-reguliere activiteiten of activiteiten korter dan een jaar) wordt een ‘opt out’ ingevoerd voor de loonbelasting en de werknemersverzekeringen.

3. Zelfstandigenaftrek beperkt

De zelfstandigenaftrek wordt de komende jaren beperkt, zodat het fiscale voordeel van zzp’ers ten opzichte van werknemers in loondienst kleiner wordt.

4. Nieuwe definitie in wet voor zzp’er

Het kabinet gaat verkennen, in overleg met ‘het veld’ en met sociale partners, of en hoe zelfstandig ondernemerschap via de invoering van een ondernemersovereenkomst een eigen plek zou kunnen krijgen in het burgerlijk wetboek. Dit om de positie van zelfstandig ondernemers te verhelderen en te verstevigen.

5. Modelovereenkomst maakt plaats voor ‘opdrachtgeversverklaring’

Er komt een einde aan de ‘modelovereenkomsten’ in de Wet DBA. In plaats daarvan komt er een ‘opdrachtgeversverklaring’ die opdrachtgevers vooraf online – via een gebruikersvriendelijke webmodule – invullen, en die zekerheid moet geven dat er geen naheffing komt. Verder wordt het begrip ‘gezagsverhouding’ in de wet verduidelijkt, zodat bedrijven meer zekerheid hebben dat iemand die ze inhuren ook echt als zelfstandige wordt gezien. Alleen het moeten bijwonen van een vergadering is dan bijvoorbeeld geen ‘bewijs’ meer voor het bestaan van een gezagsverhouding. De Belastingdienst zal in het eerste jaar ‘terughoudend’ zijn met controles hierover en niet meteen boetes uitdelen, maar juist een ‘coachende rol’ oppakken.

6. Wet DBA wordt vervangen

De Wet DBA wordt vervangen door een nieuwe wet. Die wet moet enerzijds (de inhuurder van) echte zelfstandigen zekerheid bieden dat er geen sprake is van een dienstbetrekking en anderzijds schijnzelfstandigheid (vooral aan de onderkant) voorkomen.

7. Meer verzekering onderzocht

Het kabinet gaat onderzoeken hoe ze ervoor kunnen zorgen dat zelfstandigen zich meer gaan verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Daartoe gaan ze onder meer in gesprek met de verzekeraars om een beter verzekeringsaanbod te bevorderen.

8. Payrolling aangepakt

Hoe het er precies uit gaat zien, wordt uitgewerkt in een nader wetsvoorstel. Maar het nieuwe kabinet is voornemens de mogelijkheden voor payrolling ‘stevig’ te beperken om de ‘doorgeschoten flexibilisering’ van de arbeidsmarkt (verder) aan te pakken. Tevens gaat het kabinet payrolling ‘fundamenteler bezien in het licht van het bij elkaar brengen van formeel en materieel werkgeverschap. Dat wil zeggen dat daarbij ook aanpassing van de definitie van de uitzendovereenkomst bespreekbaar is’, aldus het regeerakkoord.

9. Meer rechten voor uitzendkrachten

Er komen meer rechten voor uitzendkrachten op het gebied van opbouw van sociale zekerheid. Zodoende worden zij vrijwel zeker duurder om in te huren voor werkgevers.

10. Eén jaar doorbetaling voor kleine werkgevers

De loondoorbetalingsplicht bij ziekte wordt teruggebracht van 2 naar 1 jaar. Dit geldt voor ‘kleine’ werkgevers, met minder dan 25 werknemers. Bedoeling is dat zij hierdoor eerder ertoe overgaan personeel in vaste dienst te nemen. De kosten hiervan worden overigens wel gedekt door dezelfde kleine werkgevers, maar dan gezamenlijk, via een collectieve lastenpremie.

11. Na 3 jaar vast contract

Het vorige kabinet had besloten dat tijdelijke medewerkers al na 2 jaar een vast contract moesten krijgen. Maar dit kabinet draait die maatregel weer terug naar de situatie zoals die was tot 1 juli 2015: pas na 3 jaar wordt een tijdelijk contract omgezet in een vast dienstverband. Dit betekent concreet dat de ketenbepaling uit de Wet werk en zekerheid (WWZ) weer wordt teruggedraaid.

12. Ontslagrecht versoepeld

Hoe het er precies uit gaat zien moet nog duidelijk worden, maar het kabinet is voornemens het ontslagrecht de komende jaren te versoepelen. Daarbij zal het er vooral om gaan dat werkgevers makkelijker verschillende redenen mogen opgeven voor ontslag. Daar staat wel tegenover dat rechters een tot de helft hogere transitievergoeding dan nu kunnen toekennen. Ook krijgen werknemers vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding, in plaats van na 2 jaar, zoals nu het geval is. Daarnaast gaat voor elk jaar in dienstverband de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen, ook voor contractduren langer dan 10 jaar. De overgangsregeling voor 50-plussers wordt gehandhaafd.

13. Langere proeftijd mogelijk

Werkgevers kunnen straks een langere proeftijd voor werknemers instellen. Als een werkgever meteen een contract voor onbepaalde tijd aanbiedt, gaat een maximale proeftijd van 5 maanden gelden. Bij contracten langer dan 2 jaar mag een proeftijd van 3 maanden ingesteld worden. Bij andere contracten verandert er niets en blijft de proeftijd maximaal 2 maanden.

14. Voorrang voor jonge vrijwilligers

Jongeren krijgen voorrang op een baan bij de overheid als ze zich eerst een tijd vrijwillig hebben ingezet voor de samenleving. De jongeren die hieraan meedoen krijgen een certificaat. Dat kunnen ze laten zien bij sollicitaties bij de overheid.

15. Uitgebreid vaderschapsverlof

Tot slot goed nieuws voor jonge vaders. Het nieuwe kabinet gaat het vaderschapsverlof vanaf 1 januari 2019 uitbreiden van 2 naar 5 dagen. Deze dagen worden volledig doorbetaald. Daarbovenop krijgen partners per 1 juli 2020 vijf weken aanvullend verlof. Dit verlof moet het eerste half jaar na de geboorte worden opgenomen. In die weken kan de partner vrij nemen voor 70 procent van zijn of haar loon (dat betaald wordt via het UWV). De huidige regeling voor adoptieverlof wordt ook verruimd: van vier weken naar zes weken.