Volgens de zogeheten ‘inlenersbeloning’ krijgen uitzendkrachten hetzelfde betaald als de vaste krachten in een bedrijf. Maar hoe ver gaat dat? Inmiddels moet een ploegendiensttoeslag ook tijdens de vakantie van een uitzendkracht doorbetaald worden, indien van toepassing. Bij wie ligt de verantwoordelijkheid om te bepalen of het van toepassing is?
‘Hoewel de regels helder zijn is de uitvoering ervan ingewikkeld, waarmee ik zowel bureaus als inleners zie worstelen’, merkt Siep Scherpel, senior adviseur bij Labor Redimo. Het is op zich duidelijk: een uitzendkracht mag in principe niet minder betaald worden dan een vaste kracht die hetzelfde werk doet. Waar de inlenersbeloning uit bestaat is beschreven in de uitzend-cao’s, daar wordt ook gewezen op de verschillende cao’s die andere bepalingen voor de beloning van “niet in dienst zijnde medewerkers”.
Toeslagen voor iedereen
Dat betekent dat een uitzendkracht die wordt beloond volgens de inlenersbeloning (bij de NBBU het ‘loonverhoudingsvoorschrift’ genoemd), net zo goed recht heeft op alle toeslagen zoals die gelden bij de opdrachtgever. Dus: zijn er toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid en ploegendienst? Dan geldt voor de uitzendkracht gewoon hetzelfde als voor ieder ander in de organisatie.
Mindere beloning bij Scania
Dat kan op zich allemaal best logisch lijken, in de praktijk leidt het nogal eens tot geharrewar. Truckfabrikant Scania* in Zwolle was de afgelopen twee jaar in een felle strijd verwikkeld met de vakbonden over de mindere beloning die uitzendkrachten er zouden krijgen. Begin maart leidde dat ertoe dat alle 600 uitzendkrachten die via Randstad bij het Zwolse bedrijf werken er ongeveer 10 procent op vooruitgingen (ingaande 1 januari 2017).
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
‘Voor mij staat voorop dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is’, aldus Scherpel. ‘Ik zie in de praktijk dat veel inhurende managers eigenlijk ook niet meer precies weten wat moet en wat mag… En al helemaal niet welk tarief daar dan bij past. Daarom is het voor mij echt hét onderwerp dat je samen moet aanpakken, als inlener en uitzendbureau. Ook vanuit de inlenersaansprakelijkheid: je kunt het niet zomaar op het bord van het bureau schuiven en er dan van uitgaan dat het vanzelf goed komt.’
Cao-wijzigingen
De ABU en de NBBU voerden eind 2016 een wijziging door in hun cao. In het kort komt die erop neer dat eventuele toeslagen voor ploegendiensten nu ook moeten worden betaald aan uitzendkrachten die op vakantie zijn (ABU-cao: artikel 55, lid 11, NBBU-cao: artikel 28, lid 4). Oftewel: de toeslagen horen te worden opgeteld bij het loon in de verlofperiode, indien van toepassing. Ze (horen) worden bij de vaste krachten ook doorbetaald tijdens de vakantie, dus bij uitzendkrachten hoort dat ook te gebeuren.
Spanning tussen inlener en uitzendbureau
Op zich misschien ook een heldere regel, aldus Scherpel, maar ook hier dringen zich in de praktijk dezelfde vragen op. ‘Wat betekent “indien van toepassing”? Wie is verantwoordelijk voor de juiste toepassing van de regel? De opdrachtgever of het uitzendbureau? En wat als die laatste van de toeslagen geen weet heeft? Het uitzendbureau is afhankelijk van de informatie die het krijgt van de inlener. En daar zit natuurlijk wel wat spanning.’
De hoek waar de klappen vallen
Haar belangrijkste boodschap blijft: ‘Zie het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. En betaal die toeslagen gewoon ook uit omdat het fatsoenlijk is. Het gaat om het inkomen van mensen, en om het vertrouwen in een hele branche. Flex zit vaak in de hoek waar de klappen vallen. Opdrachtgevers en uitzendbureaus moeten samenwerken om uit die hoek te krabbelen. Evenwichtig en juist belonen hoort daarbij. En als je er niet uitkomt hoe de precieze regels zijn, schakel daar dan professionele hulp bij in. Het kan een scheve schaats helpen voorkomen.’
*) Scania maakt gebruik van de cao metalektro waarin een afwijkende bepaling staat voor de beloning van niet in dienst zijnde medewerkers.
Geef een reactie